Het land waar het begon

Deze reportage verscheen in Weekend Knack op 17 mei 2023.
Het is het reisverslag van Annemie en Hope, op basis van hun reisdagboeken

Naar Kenia met Hope en Annemie

“Als je ooit naar Kenia wil, zeg het mij dan,” zei Annemie Struyf af en toe tegen haar jongste dochter Hope (19).

“Neen,” antwoordde Hope dan, “België is mijn land, hier zijn mijn broers en zussen, hier groei ik op.”

En plots, enkele maanden geleden, begon Hope er zelf over:
“Gaan we samen naar Kenia, jij en ik?”

Zo vertrokken ze naar het land waar Hope 19 jaar geleden geboren werd. Speciaal voor Weekend Knack geven Annemie en Hope een unieke inkijk in hun reisdagboek.

Dagboek Hope, voor vertrek

“O, je gaat op rootsreis?” reageren mijn vrienden als ik hen vertel dat ik naar Kenia ga. “Neen,” antwoord ik dan, en bij mezelf denk ik: “Waarom toch altijd die vraag? Iedereen gaat ervan uit dat een rootsreis bij een adoptie hoort. Dat het allemaal zo makkelijk en eenvoudig is. Dat is het natuurlijk niét. Ik hoef ook niet op rootsreis, want ik heb voldoende informatie over mijn achtergrond en hoef niet zo nodig op zoek naar mijn ‘wortels’.

Dagboek Annemie, voor vertrek

Zelf ben ik in 2006, kort na de adoptie van Hope, op zoek gegaan naar haar roots. Ik wilde weten wie haar biologische moeder was, ook al wist ik met zekerheid dat zij kort na de bevalling overleden was. Ik wilde uitzoeken waarom Hope achtergelaten werd en hoe ze uiteindelijk, door een onwaarschijnlijke speling van het Lot, overleefde en op mijn pad kwam. Na de adoptie van Hope ben ik nog vaak terug naar Kenia gereisd – voor reportagewerk en sociale projecten – maar nooit met Hope erbij. Deze reis is voor mij dus anders dan alle andere. Want na al die jaren keer ik nu terug met hààr, mijn jongste dochter, die ik in Kenia voor het eerst diep in de ogen gekeken heb, omarmd en in mijn hart gesloten heb.

Dagboek Hope, voor vertrek

Waarom ik dan wél naar Kenia wil? Om het land te leren kennen waar ik geboren ben. Om de Great Rift Valley te zien, die op mijn paspoort als geboorteplaats vermeld staat. Om de mensen te zien die fysiek op mij lijken. Om het project te bezoeken – Hope for Girls – dat strijdt tegen vrouwelijke genitale verminking. Om énig idee te krijgen van hoe mijn leven er had uitgezien, als ik niet in België, maar in Kenia was opgegroeid. Om, naast de miserie, ook de schoonheid van het land te ontdekken. Want, zoals mijn Afrikaanse kapster Feza zegt: “Om te ontdekken wie je bent én waar je naartoe wil, is het van groot belang om te beseffen én te waarderen waar je vandaan komt.”

Dagboek Hope, aankomst in Nairobi

Na een vroeg ontbijt in Nairobi zijn ze daar plots: de kriebels, de stress en vooral de nieuwsgierigheid. Ben ik klaar om mijn geboorteland te zien? Geen flauw idee, maar ik ben niet bang en dat vind ik het belangrijkste.

Vandaag gaat de rit richting Kisumu en Kuria, dwars doorheen de Great Rift Valley. Deze immense ruggengraat doorklieft het oosten van het Afrikaanse continent en spreekt geweldig tot mijn verbeelding. Onderweg stappen we uit, overdonderd door het landschap dat zich oneindig ver voor ons uitstrekt. Het doet mij iets om hier te staan, onder die koeien van letters: Great Rift Valley. (foto) Toen we op school over de Rift Valley leerden – archeologen ontdekten hier de eerste sporen van menselijk leven – zei ik luidop in de klas: “Daar ben ik geboren.” De juf reageerde vol ongeloof, en vroeg mij sceptisch mijn paspoort te tonen.

Dagboek Annemie, onderweg

Door de ogen van mijn dochter zie ik nu alles opnieuw, alsof het de eerste keer is. De schoonheid van de Rift Valley en de pracht van de natuur, zeker en vast. Maar ook de drukte van mensen, auto’s, brommers, auto’s, de kleuren en geuren van markten, dieren, groenten en fruit. Helaas ook de ellende en de armoede, nog even stuitend als de eerste keer dat ik hier kwam. Chinese bedrijven hebben recent een wegennet aangelegd, maar louter uit economisch eigenbelang: die autowegen gaan dwars doorheen natuurparken en snijden dorpen in tweeën. Aan de kant van de snelweg zien we een herder met zijn geiten. En maar uitkijken naar een gaatje in het verkeer om zijn kudde naar de andere kant van het dorp te loodsen.

Dagboek Hope, aankomst in Kuria:
In Kehancha slapen we in een klein, eenvoudig kamertje. Geen luxe hier, de kippen lopen in en uit. Maar er is wel het geruststellende gevoel van samen in één bed te slapen, mama en ik. Morgen zijn we te gast bij het project waarvan mama voorzitter van is. Het is een project tegen FGM: Female Genital Mutilation. Vrouwelijke genitale verminking. “Morgen zal een massa mensen ons staan op te wachten,” waarschuwt mama mij, “Ze verwachten een speech van ons.”

Please, dat is echt mijn ding niet,” probeer ik er nog onderuit te komen. Maar ze houdt voet bij stuk, dus bereid ik in bed die speech nog voor.

Dagboek Annemie, aankomst in de school

In de brandende ochtendzon staan ze ons op te wachten: de meisjes, de ouders, de leerkrachten. Met 380 (!) zijn ze, volgens Tobias, de schooldirecteur van Visa Academy en ons project. Na mijn speech is het de beurt aan Hope. Iedereen wil haar zien en horen, er is geen ontsnappen aan. Ik hou mijn adem in, en ja, ze doet het, helemaal zoals ik haar ken: beheerst, met lage stem, en natuurlijk ook in veel beter Engels dan ik. Vol overgave praat ze over “onderwijs”, “gelijkheid van jongens en meisjes” en “kansen grijpen”. Terwijl iedereen muisstil luistert, glijden mijn gedachten naar vroeger, naar dat kleine meisje van toen, dat is uitgegroeid tot die rustige, verstandige Hope die ik nu voor mij zie.

Dagboek Hope, ontbijt in de leraarskamer

Na de speeches ontbijten we in de leraarskamer: een ruimte met enkele tafels en een rek tegen de muur, volgestouwd met papieren en schoolboeken. Zoals mijn kamer er wellicht uitziet in de ogen van mama, lijkt het één grote chaos waarin je niks kan terugvinden.

Na het ontbijt krijgen we een rondleiding. Klaslokaaltjes gevuld met banken en een bord.  Slaapzalen vol stapelbedden en kisten die dienen als kasten.  Als ik dat zie, denk ik aan de luxe van thuis. Hoe zij met “niks” er het beste van maken. Daarna is het opnieuw tijd speech-time: nu is het de beurt aan de ouders van de meisjes.”

Dagboek Annemie, speech van de ouders

“Good morning, Board of Hope for Girls,”begint een oudere man,”Voor jullie komst vonden wij het goed dat onze meisjes besneden werden. Dan konden we hen snel uithuwelijken en kregen we een mooie bruidsschat. Enkele koeien, dat is een goeie prijs voor een pas besneden meisje. Maar door jullie zijn wij van mening veranderd. Wij, de ouders die vandaag voor u staan, zijn nu tégen de cutting. Wij beseffen nu dat FGM de deur niet opent, maar afsnijdt . Eens getrouwd krijgen onze meisjes snel en veel kinderen, en leiden ze een leven van armoede.

Nu zien wij dat de meisjes die tien jaar geleden zijn weggevlucht voor de cutting, opgegroeid zijn tot geschoolde, jonge vrouwen. Nu zijn ze teacher, nurse of universiteitsstudent. Zij hebben een toekomst. Zij zijn de rolmodellen voor onze kinderen. Wij zijn jullie dankbaar omdat jullie deze meisjes de kans hebben gegeven om naar school te gaan. Maar we hebben ook een vraag. Geef nog meer meisjes de kans om iets van hun leven te maken. In ruil zullen wij ons best doen om ook andere vaders en moeders te overtuigen hun dochters niét te laten besnijden. Dus please, stop niet, laat nog meer meisjes verder studeren.”

Ik leg hen uit dat dat we ons best zullen doen, maar dat we klein zijn, en onze middelen beperkt. Dat we nu al de schoolkosten van 80 meisjes betalen, en dat er nog 80 nieuwe meisjes op onze lijst staan.


“Waarom doet Kenia niets voor die meisjes?” vraag ik wat later aan schooldirecteur Tobias, “Jullie hebben toch studiebeurzen?”

“Klopt, maar die zijn voor de kinderen van de rijken. In privé-scholen krijgen zij een goede opleiding. Hier, in Afrika, is weinig mededogen met de armen. Hier is geen sociale reflex . Hier is het: ieder voor zich. “

Dagboek Hope, interviews met de meisjes

“Drukke dagen hier, want we willen de 80 (!) nieuwe meisjes interviewen. Tachtig interviews, tachtig gesprekken, tachtig verslagen. Dat is een gigantische taak, dus houden we onze interviews noodgedwongen kort.

Het eerste meisje dat ik spreek is Leah. Ze was 11, toen ze de besnijdenisrituelen ontvluchtte en voor het eerst in het vluchthuis terecht kwam. Via Hope for Girls greep ze de kans om te studeren. Nu is ze 21 en studeert ze Rechten aan de universiteit van Nairobi. “Ik ben vastbesloten mijn buren te overtuigen hun dochters niet naar de volgende besnijdenisrituelen te laten gaan,” vertelt ze me. (foto Leah)

Damaris, in haar witte jurkje, isde volgende. “Ik ben het eerste meisje in de familie die niét besneden is,” vertelt ze, “Mijn moeder vond dit eerst geen goed idee, maar mijn vader wist haar toch te overtuigen. Nu ga ik naar school, en is mijn hele familie trots op mij. (Foto Damaris)

Dagboek Annemie, interviews met de meisjes

Met een diepe zucht komt Winifred voor mij zitten, en legt haar hoofd op de tafel.
“Dag Winifred,” begin ik, “How are you?”

“Fine.”
“You don’t look happy.”
“I am happy,” zegt ze, met een oneindig trieste blik.
“ I think you are not happy.”

Ze knikt, woordenloos.

“Klopt,” zegt ze, “Life is difficult. Mijn vader heeft mijn moeder in de steek gelaten. Samen met mijn drie jongere broertjes woon ik nu bij mijn moeder. Maar ze heeft geen werk, dus geen geld en ook geen eten. Elke avond gaan we met honger naar bed.”

“Maar hoe kan dat? Hoe kan je leven zonder eten?”

“We do. “

“Wat kunnen wij voor jou doen?”

“Op school krijg ik eten. Misschien kunnen jullie mijn broers ook naar school laten gaan? Dan krijgen die ‘s middags ook eten. Of misschien kunnen jullie mijn moeder werk geven? Ze kan je kleren wassen? Of je kamer poetsen?”

Dagboek Hope, op safari

“Al die keren dat we fantaseerden over de Keniareis die we samen zouden maken, spraken we af: “Naast de moeilijke, harde realiteit gaan we ook de mooie kant van Kenia ontdekken, met als kers op de taart: de Masai Mara, wereldberoemd om de massale migratietrek van de gnoes en de zebra’s. Maar er is nog zoveel méér: de roofvogels, struisvogels, pumba’s, gazellen, wildebeesten, hyena’s, cheeta’s, nijlpaarden, krokodillen.

“Van welk dier hou jij het meest?” vraag ik aan Gilbert die ons met hart en ziel door de savanne loodst.
“Goeie vraag,” lacht hij luid, “want élk dier heeft zijn fanclub. Weet je dat er mensen zijn die speciaal voor de hyena’s naar Kenia komen? Zelf hou ik van èlk dier, groot en klein, van de herbi- én de carnivoren, van de twee- én de viervoeters, van de vogels en de zoogdieren.

Behendig maneuvreert hij onze jeep tussen een grote groep olifanten. Ik kijk mijn ogen uit, maar mama slaat haar handen voor het gezicht. Haar angst verbaast mij. Hoe kan ze bang zijn van een groep olifanten, als ze al drie keer in Afghanistan is geweest? “

Dagboek Annemie, op safari

Hope kijkt haar ogen uit, lacht, opgetogen als een kind over werkelijk élk dier dat onze weg kruist. En ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Natuurlijk geniet ik van de dieren, de picknick onder een baobab, naast elkaar op een deken, helemaal in “Out of Africa”-stijl. (foto) Maar mijn grootste vreugde is te zien hoe zij opgaat in al dit moois. Hoe zij urenlang met haar verrekijker in de verte tuurt. Hoe zij rond de grenspaal met Tanzania loopt en opgewonden fluistert: “Nu ben ik niet alleen in Kenia, maar ook in Tanzania geweest.” (foto’s Hope verrekijker, grenspaal)

Dagboek Hope, via Homa Bay naar Lake Naivasha

“Verder gaat onze reis, richting Homa Bay waar we meteen het indrukwekkende Lake Victoria te zien krijgen. “Hoe kan dat nu?’ is mijn eerste gedachte, “Een meer zo groot als een zee? Een meer dat grenst aan vijf verschillende landen?“  

Het reizen met mama is makkelijk en gezellig. ’s Avonds hebben we intussen ons vaste ritueeltje: muskietennetten draperen, smeren tegen de muggen, ramen sluiten zodat de aapjes ’s nachts niet binnen geraken. Wat babbelen in bed, de dag overlopen. Basisbehoeften zoals eten en drinken zijn ook een thema. Met het eten ben ik voorzichtig geworden. De mini-banaantjes zijn altijd goed als snack onderweg.  Ananas, pindanoten, wortelen en watermeloen vertrouw ik ook. Maar na het drinken van een beker melk bij het ontbijt werd ik eens zo misselijk, dat ik sindsdien geen melk meer drink. Zo zie je maar dat ook ik, geboren in Kenia, mijn weerstand tegen de lokale voeding verloren heb.

Langsheen de fluogroene theeplantages van Kericho met de paraplubomen en de flame trees rijden we verder, richting Naivasha.  Na die lange rit kijk ik alvast uit naar ons “sportieve programma” van morgen. “

Dagboek Annemie: de beklimming van Mount Longonot

“Hoe doen we dat, samen een berg als Mount Longonot beklimmen, Hope?” vraag ik haar ’s avonds in bed, “Ik ben drie keer zo oud als jij, dus ook drie keer zo traag, en bovendien veel minder sportief.”

“Dit is geen sportieve prestatie, mama,” antwoordt ze streng, “Dit gaat om ons: wij samen op tocht. We zullen traag stijgen, met de nodige tussenstops om even op adem te komen. Letterlijk, want op zo’n hoogte is het zuurstofniveau laag. En boven op de berg gaan we samen genieten.”

Ik lach, en zij ook. Luid en ontspannen. Om onze rollen die plots omgedraaid zijn, alsof ik het kind ben, en zij de moeder.

Dagboek Hope, op de top van Mount Longonot

Ergens halverwege vraagt mama mij om mijn eigen tempo te volgen, en niet steeds op haar te wachten. Dat vind ik moeilijk. Ik kan haar toch niet alleen die berg laten beklimmen?

“Toch wel,” dringt ze aan, “Elk op eigen tempo, dat is het leukst voor iedereen.”

Dus doe ik wat zij zegt en loop ik op mijn tempo de berg op. Onderweg geniet ik van de ongelooflijke uitzichten op Lake Naivasha. Ja, de laatste loodjes wegen zwaar. Opletten dat ik niet val, niet op mijn adem trap, rustig aan maar. En kijk, hier sta ik dan, uitkijkend over de krater en de top (2700 m) van Mount Longonot. (foto)

Wat later komt mama erbij, en nemen we foto’s, als echte toeristen. Van het bordje met de naam en de hoogte van de berg. Van ons beiden, fier dat we het gehaald hebben. Van het bananenbrood en onze flesjes water. Van mijn dagboekje waarin ik al deze dingen heb neergeschreven. Nooit eerder had ik een dagboek, maar hier heb ik geleerd hoe fijn, en zelfs meditatief, schrijven kan zijn. Hier, op de top van de berg, krabbel ik nog deze zinnetjes neer: “Op een dag, 18 jaar geleden, ben ik vertrokken uit dit land. Vandaag, 18 jaar later, sta ik hier en kijk ik uit over dit prachtige landschap, samen met mama, en besef ik dat ik vrede heb met alles wat was en is.”

Tekst en foto’s: Annemie Struyf en Hope Laurent

(graag ook oproep tot steun voor Hope for Girls

www.hopeforgirls.be)